Archief Association Libérale Constitutionelle / Liberale Grondwettelijke Vereniging (Gent) (archief nr. 813) |
Periode | 1856-1909 |
Omvang en medium | 0,1 m |
Archiefvormer | Association Libérale Constitutionelle / Liberale Grondwettelijke Vereniging (Gent) (1848-...) Lees meerSoort entiteit | Organisatie | Geautoriseerde naam | Association Libérale Constitutionelle / Liberale Grondwettelijke Vereniging (Gent) | Bestaansperiode | 1848-... | Geschiedenis | Met de oprichting van de Société Libérale Constitutionnelle (zoals de Liberale Associatie bij haar stichting heette) op 26 juni 1848 maakten de Gentse liberalen een formeel einde aan de woelige periode van het orangisme. De Provinciale Kiesvereniging van Hippolyte Metdepenningen en Charles d’Hane Steenhuyse verdween na de verkiezingen van augustus 1848 en de gematigde liberalen rond Hippolyte Rolin namen de fakkel over. De leden onderschreven het liberaal manifest dat in 1846 op het eerste nationaal partijcongres in Brussel was goedgekeurd en schaarden zich achter de belgicisten Charles Rogier en Walthère Frère-Orban. De eerste bestuursgeneratie bestond onder anderen uit François d’ Elhoungne, Charles de Kerchove en de latere minister Jules Vander Stichelen, gesteund door zwaargewichten uit de industrie zoals Pierre-Jean Rosseel, Jean-Baptiste Voortman, Fidèle Mechelynck en Edouard Neyt. Die eerste generatie zette de krijtlijnen uit en kon bij de verkiezingen van 1851 haar kandidaten voor zowel de Senaat als de gemeenteraad verkozen krijgen. Het antagonisme tussen klerikalen en antiklerikalen, dat zich kristalliseerde rond de onderwijskwestie, bracht de jonge Associatie in 1854 tijdelijk in de problemen. Een aantal gelovige liberalen keerde de Associatie immers de rug toe en verzamelde zich rond Judocus Delehaye. De intern verdeelde liberalen verloren de gemeenteraadsverkiezingen en het stadhuis kwam gedurende drie jaar in handen van de klerikalen. Burgemeester Constant de Kerchove trok zich terug uit de politiek en liet de herbronning van de partij over aan zijn zoon Charles. Onder diens leiding won de Associatie haar kiezers terug en in 1857 verkregen de liberalen opnieuw de absolute meerderheid. Charles de Kerchove legde de eed af als burgemeester en bleef tot zijn dood in 1882 de onbetwiste leider van de Associatie. De klerikale oppositie werd van tafel geveegd en de gemeenteraadsverkiezingen veranderden eerder in een populariteitspoll voor de verschillende strekkingen binnen de Associatie. Dat het Gentse liberalisme een ‘huis met vele kamers’ was, werd in die periode meermaals geïllustreerd. Zo was er onder meer het conflict met Ferdinand Snellaert over het Vlaamse karakter van de partij en de moeilijke relatie met de Progressistenkring van Paul Voituron. De partij slaagde er echter meestal in om een compromis te vinden met de interne opposanten, waardoor de eenheid bewaard bleef. Zo werd in 1857 het lidmaatschap van de Associatie ook opengesteld voor niet-kiezers en werd in 1867 een nieuwe en meer representatieve interne structuur voor de vele ondercomiteiten goedgekeurd. In 1872 voerde men – op voorstel van Gustave Rolin-Jaequemyns - een vorm van evenredige vertegenwoordiging in bij de samenstelling van het middencomiteit, het toenmalige equivalent van het partijbestuur. Dit kwam onder meer de flaminganten van de Vlaamsche Liberale Vereeniging ten goede. De moeilijkste relatie bleef die met de progressisten. In 1876 werd een tijdelijk vergelijk gevonden maar in 1888 scheurden zij zich definitief af. Deze groep rond Felix Cambier en Constant Heynderickx profileerde zich als een progressief alternatief voor zowel de liberalen als de socialisten en zou tot de Eerste Wereldoorlog met wisselend succes deelnemen aan de verkiezingen. Met het overlijden van Charles de Kerchove in 1882 en het korte interregnum van d’ Elhoungne werd een belangrijke episode uit de partijgeschiedenis afgesloten. Onder Hippolyte Lippens en Adolphe Dubois, die de partij tot 1895 zouden leiden, werd de Associatie geconfronteerd met de eerste stappen richting massademocratie. De partij werd nogmaals geherstructureerd en met onder meer de oprichting van de liberale wijkkringen poogden de liberalen zich te wapenen tegen de komende kiesuitbreidingen. Tevergeefs. In 1895 werden de eerste gemeenteraadsverkiezingen met algemeen meervoudig stemrecht gehouden en de Associatie verloor twee derde van haar zetels, waarna het stadsbestuur gevormd werd door een liberaal minderheidscollege onder Emile Braun. Met Hippolyte Callier, zoon van Gustave Callier en bezieler van de Gentse liberale pers zoals La Flandre Libérale, kwam een eerste brugfiguur aan het hoofd van de Associatie te staan, die op zoek moest gaan naar dat grote nieuwe kiespubliek. In 1900 werd met de verkiezing van de gematigde flamingant Julius De Vigne tot voorzitter nog een verdere stap richting volkspartij gezet maar de liberale hegemonie bleek definitief gebroken te zijn. Na het overlijden van De Vigne in 1908 nam Remi De Ridder de leiding over. Hij werkte verder aan de structuur van de Associatie, opende het Liberaal Huis aan de Sint-Michielshelling en loodste de Associatie door de Eerste Wereldoorlog. Henri Boddaert, die in 1919 voorzitter werd, kreeg af te rekenen met een tijdelijke afscheuring van de Vlaamsgezinde liberalen van Help U Zelve met Jozef Vercoullie, maar met de hulp van de nationale partijleiding kon hij de eenheid herstellen. Er volgde een tijd van voorzichtige restauratie met als opvallendste vernieuwing de intrede van een eerste vrouwelijke gekozene in het bestuur, Alice Buysse. De voornaamste scheidingslijn binnen de Associatie bleef het interbellum door de taalkwestie en ook onder de opvolgers van Boddaert - Marcel Liebaert en Jean Van Impe - raakte dit niet uitgeklaard. Met de verkiezing van Henri Story tot voorzitter in 1936 werd deze bladzijde omgeslagen en werd gekozen voor vernieuwing en democratisering. De wijkvertegenwoordigers en de verantwoordelijken van de nevenorganisaties kregen een vaste plaats in het partijbestuur en op de kieslijst, kwesties zoals vrouwenemancipatie werden bespreekbaar en er werd resoluut gekozen voor een versnelde vervlaamsing van de partij. De Tweede Wereldoorlog bracht dit proces echter abrupt tot stilstand en na de dood van Story in 1944 werd even gevreesd dat dit vervlaamsingsproces definitief beëindigd was. De fakkel werd echter overgenomen door de gelijkgestemde Henri Liebaert die de Associatie van 1945 tot 1958 zou leiden. Liebaert werd op zijn beurt opgevolgd door Marcel Verstraeten (1958-1964) en de advocaat Paul Verschoore (1964-1968). Twee laatstgenoemden werden bijgestaan door een van de belangrijkste naoorlogse ‘power brokers’ van de Associatie, Roger Pernot. Onder de latere rector van de Gentse universiteit Leon De Meyer (1968-1976) werd de brug gemaakt naar de Vlaamse PVV en werd de term ‘Liberale Kring’, zoals vele lokale politieke verenigingen heetten, vervangen door ‘PVV-afdeling’. Een uitzondering werd gemaakt voor de Liberale Associatie, die haar oude naam behield en, ook na de overgang van PVV naar Vld en Open Vld, tot op vandaag officieel de Liberale Associatie zou blijven. |
|
Bereik en inhoud | Het archief bevat statuten, stukken m.b.t. de bestuurswerking, briefwisseling, stukken m.b.t. activiteiten en publicaties. Het is een combinatie van fotokopies (van de Vliegende Bladen van de bibliotheek van de Universiteit Gent) en originelen. |
Toegangen | Inventaris beschikbaar (archief vrij raadpleegbaar) |
Ordening | Standaardschema verenigingsarchief, zie de inventaris. |
Voorwaarden voor raadpleging | Het archief is vrij raadpleegbaar. Lees onze disclaimer raadpleging van archieven. |
Voorwaarden voor reproductie | Standaardvoorwaarden, zie het leeszaalreglement. |
Taal en schrift | Frans, Nederlands / Standaardschrift |
Fysieke kenmerken en technische vereisten | Papier / Geen |
Verwerving | Geschonken door Albert Derolez in 1985. |
Selectie | Geen selecties uitgevoerd. |
Bestaan en bewaarplaats van originelen | Universiteitsbibliotheek Gent, fonds Vliegende Bladen. |
Beelddocumenten | Affiche (5) |
Persistente url: | https://n2t.net/ark:/55068/LAG_1251101 |