Archief Familie Buysse-Verschoore (archief nr. 1218) |
Periode | 1864-1963 |
Omvang en medium | 1,19 m |
Archiefvormer | Familie Buysse-Verschoore Lees meerSoort entiteit | Familie | Geautoriseerde naam | Familie Buysse-Verschoore | Geschiedenis | Enkele leden van de familie speelden een politieke rol: - Louis Buysse: gemeenteraadslid Nevele - Arthur Buysse: volksvertegenwoordiger Gent-Eeklo - Alice Buysse: gemeenteraadslid Gent - Louis Beaucarne jr.: burgemeester Ename - Paul Verschoore jr.: provincieraadslid Oost-Vlaanderen - César en Paul Fredericq: gemeenteraadslid Gent - Louis Fredericq: kabinetschef Leopold III en gouverneur Oost-Vlaanderen. Diverse leden waren met de pen actief, zoals Cyriel Buysse, Virginie en Rosalie Loveling. Madeleine Buysse en Alice Buysse schreven in de Franstalige liberale pers.
Alice Buysse (Nevele, 8.6.1868 - Gent, 25.1.1963)
Alice Buysse werd geboren op 8 juli 1868 te Nevele als dochter van Pauline Loveling en Louis Buysse, een industrieel en liberaal schepen te Nevele. Haar familiebanden lezen bijna als een beknopte versie van de Vlaamse "Wie is Wie". Ze was de achternicht van de liberale Vlaamse voormannen Paul Fredericq en Julius McLeod, de nicht van de schrijfsters Rosalie en Virginie Loveling en de zus van de auteur Cyriel Buysse en van de liberale politicus Arthur Buysse. Het politiek en sociaal engagement waarmee zij kennis maakte doorheen haar gehele opvoeding was dan ook niet doorsnee te noemen en bereidde haar voor op een leven waarin maatschappelijke inzet centraal stond. Voor haar studies verhuisde ze een eerste keer naar Gent. Ze ging inwonen bij Virginie Loveling en werkte haar middelbaar onderwijs af aan het Institut de Kerchove. In 1892 huwde ze met Edmond De Keyser, verhuisde naar Zaffelare en leek tevreden te zijn met een rustig leven als echtgenote. In 1901 overleed haar vader echter en geen van haar beide broers bleek geïnteresseerd te zijn in het voortzetten van het familiebedrijf. Alice Buysse nam dan maar resoluut de leiding van het bedrijf over en werd voorzitster van de raad van beheer van de cichoreifabriek nv Buysse-Loveling, een taak die ze gedurende meer dan zestig jaar zou volhouden. Een tweede breekpunt was de Eerste Wereldoorlog. Aangemoedigd door opnieuw Virginie Loveling engageerde ze zich in de noodhulp aan de oorlogsslachtoffers, eerst te Nevele waar ze ondermeer voorzitster werd van het regionaal Hulp- en Voedingscomité en vervolgens te Gent. Daar ging ze samenwerken met de echtgenotes uit de belangrijkste Gentse liberale families zoals de Kerchove de Denterghem en raakte ze betrokken bij diverse grotere projecten zoals de hulp aan de kantklosters en de werking van het Groene Kruis, een organisatie die warme maaltijden uitdeelde. Haar inzet maakte indruk, niet enkel op de Gentse liberale voormannen, maar nog beduidend meer op de Gentse bevolking. Op politiek vlak stonden haar activiteiten tot dan op een laag pitje. Ze was kort voor de oorlog lid geworden van de Amicale des Dames gantoises, een liberale vrouwenvereniging die zich over het gehele Gentse grondgebied bezighield met liefdadigheidswerk en waarvan ze in de loop der jaren ondervoorzitster en voorzitster werd. De harde politieke actie ging tegen haar natuur in en ze gaf de voorkeur aan sociale betrokkenheid, gekoppeld aan lokale initiatieven. Desondanks liet ze zich na de oorlog gewillig meedrijven in de opkomende politieke vrouwenbeweging. In 1921 richtte ze, onder meer samen met Marthe Boël de Nationale Federatie van Liberale Vrouwen op en in 1928 maakte ze deel uit van het eerste bestuur van het Secrétariat des Oeuvres Sociales. Op nationaal vlak nam ze echter slechts uitzonderlijk deel aan de meetings en vergaderingen, ondanks het feit dat ze de strijd voor gelijke rechten voor vrouwen duidelijk onderschreef en steunde. De hang naar het lokale bleef domineren en de Gentse arena werd haar uitverkoren werkterrein. De invoering van het actief en passief vrouwenstemrecht op gemeentelijk niveau in 1920 bracht immers ook in Gent de eerste dames op de lijst. In 1921 kwamen Alice Mourman, Louise Poirier en Lucie Verheughen-Lansweert op de liberale lijst terecht, maar werden niet verkozen. Op zoek naar een verklaring hiervoor kwam de Liberale Associatie tot de conclusie dat de lijst geen nood had aan een symbolische aanwezigheid van vrouwen, maar veeleer aan een in Gent echt populaire vrouw waaraan de kiespropaganda een goede kiescampagne zou kunnen ophangen. Op zoek naar een dergelijke witte raaf kwam oud-burgemeester Emile Braun bij Alice Buysse terecht. Hij vroeg haar broer Arthur zijn zus te overtuigen om kandidaat te zijn bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Enigszins aarzelend gaf ze toe, ondanks tegenkantingen uit diverse hoeken: Virginie Loveling poogde haar duidelijk te maken dat de dagdagelijkse politiek een mannenzaak moest blijven, de katholieke kandidate Bertha Boonants verwierp haar kandidatuur omdat ze niet tot de groep van de harde feministes behoorde en de Gentse liberale nummer twee Victor Carpentier voelde zich bedreigd in zijn positie. In de aanloop naar de verkiezingen verbreedde ze, al dan niet uit noodzaak, haar actieterrein. Ze sloot zich aan bij de Damesafdeling van de Liberale Kring van de Vijfde Wijk (waarvan ze later ere-voorzitster werd) en in 1925 werd ze medestichter en eerste voorzitster van de Vereniging der Liberale Vrouwenafdelingen van Oost-Vlaanderen. Carpentier kreeg bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 inderdaad gelijk. Alice Buysse kreeg een zesde plaats op de lijst, behaalde 501 voorkeurstemmen waardoor ze in de liberale populariteitspoll enkel burgemeester Alfred Vanderstegen moest laten voorgaan en Carpentier met bijna 200 naamstemmen overtrof. Op 3 januari 1927 legde ze voor de eerste keer de eed af als gemeenteraadslid, waarna ze de woordvoerster bij uitstek werd op de haar meest vertrouwde terreinen: liefdadigheid, sociale zaken en de dierenbescherming. Dit laatste aandachtspunt viel niet zomaar uit de lucht. Dierenliefde was haar van in de wieg bijgebracht en maakte integraal deel uit van haar engagement. In 1897 was ze mede-oprichtster van de Gentse Maatschappij voor Dierenbescherming waarvan ze tot 1963 voorzitster zou blijven. Een van haar meest tastbare verwezenlijkingen op dit vlak was de bouw van het dierenasiel in het Citadelpark. In 1932 nam ze opnieuw deel aan de gemeenteraadsverkiezingen en was via de poll naar de vierde plaats op de lijst verhuisd. Net zoals in 1926 moest ze met 990 voorkeurstemmen enkel burgemeester Vanderstegen laten voorgaan en ze zette haar mandaat verder. Enkele weken na de verkiezingen vond een voor haar speciale gemeenteraadszitting plaats. Op 21 november werd de gemeenteraad gevraagd te stemmen over het voorstel om een Gentse straat te noemen naar haar broer Cyriel Buysse, een straat waarin jaren later Willy De Clercq een thuis zou vinden. In 1938 besloot de intussen zeventigjarige Alice Buysse niet langer deel te nemen aan de verkiezingen en de nieuwe generatie voorrang te geven. De Federatie van Liberale Vrouwen van Groot-Gent betreurde dit zeer en slaagde erin haar te overtuigen nog één maal deel te nemen. De vrouwenafdelingen sloegen de handen in elkaar voor haar verkiezingscampagne en diende een vlammend protest in bij de Liberale Associatie die Buysse om diverse redenen naar de vijfde plaats op de lijst had verbannen. Op 6 oktober maakte ze haar reputatie echter probleemloos opnieuw waar. Binnen de liberale lijst haalde ze het tweede hoogste aantal voorkeurstemmen (1.013), deze keer enkel voorafgegaan door Alfons Colle (1.564). De opeenvolgende verkiezingssuccessen leverden haar in de tweede helft van de jaren ’30 duidelijk het respect op binnen de Gentse liberale kringen. Haar visie werd gerespecteerd door het partijbestuur en de diverse vrouwenverenigingen rekenden op haar voor de verdediging van hun politieke eisen bij de Liberale Associatie. Met de twee voorzitters uit deze periode, Jean Van Impe en Henri Story, onderhield ze dan ook nauwe contacten en ze slaagde erin de emancipatie van de vrouw daadwerkelijk ingang te laten vinden in de traditionele mannenclub die de politiek toen nog was. Zo bekwam ze voor de vrouwen onder meer het recht om deel te nemen aan de polls voor de nationale verkiezingen en kon ze na onderhandelingen met het bestuur verkiesbare plaatsen afdwingen voor onder meer de provincieraadsverkiezingen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was ze tweeënzeventig. Na de Duitse inval vluchtte ze naar Zuid-Frankrijk, maar keerde na korte tijd terug naar België en trok zich terug op haar buitengoed in Drongen, waar ze zich beperkte tot steun aan de lokale hulpverenigingen voor de oorlogsslachtoffers. De kiescampagne van 1946 wou ze, gezien haar leeftijd, aan zich laten voorbijgaan maar opnieuw slaagde men erin haar te mobiliseren. Ondanks alle aandringen weigerde ze nogmaals kandidaat te zijn maar ze zette zich wel in voor de organisatie van de kiescampagne van de kandidaten voor de Federatie van Liberale Vrouwen van Groot-Gent. Na de verkiezingen organiseerde de Liberale Associatie een grootse huldiging waarop Henri Liebaert Alice Buysse bedankte voor de vele bewezen diensten, waarna ze zich definitief terugtrok te Drongen. Ze overleed te Gent op 25 januari 1963 op de leeftijd van vijfennegentig jaar en werd na een burgerlijke plechtigheid bijgezet in de familiekelder op het Campo Santo. |
|
Bereik en inhoud | Het belangrijkste deel van de archiefstukken betreft Arthur Buysse, andere stukken gaan over de echtparen Paul Verschoore-Madeleine Buysse en Edmond De Keyser-Alice Buysse. De foto’s zijn vooral verzameld door Madeleine Buysse. Zij was de enige dochter van Arthur Buysse en Augusta Beaucarne, trouwde met Paul Verschoore en werd moeder van twee zonen, Paul en Jacques. De meeste foto’s betreffen Arthur Buysse, zijn vrouw, zijn dochter en schoonzoon alsook zijn twee kleinzonen. Daarnaast bevat de collectie ook stukken en foto’s van diverse familieleden van Madeleine Buysse, hun vrienden, kennissen en personeel: Louis Buysse en Pauline Loveling (haar grootouders aan vaders kant), Cyriel Buysse (haar oom aan vaders kant), Alice Buysse (haar tante aan vaders kant, getrouwd met Edmond De Keyser), Virginie Loveling (haar groottante), Louis Beaucarne en Aimée Beatse (haar grootouders aan moeders kant), Louise Beaucarne (getrouwd met haar grootoom Simon Fredericq), Marthe Beaucarne (getrouwd met Victor De Munter), Bertha Beaucarne (getrouwd met René De Rycke, moeder van René en Paul) en Joséphine Beaucarne (haar tantes aan moeders kant), Louis Beaucarne (haar oom aan moeders kant, getrouwd met Alice Baelde) en de familie Fredericq. |
Toegangen | Inventaris beschikbaar (archief raadpleegbaar met voorwaarden/beperkingen) |
Ordening | Zie de inventaris. |
Voorwaarden voor raadpleging | Het archief is raadpleegbaar mits ondertekening van een onderzoekscontract. Lees onze disclaimer raadpleging van archieven. |
Voorwaarden voor reproductie | Standaardvoorwaarden, zie het leeszaalreglement. |
Taal en schrift | Frans, Nederlands / Standaardschrift |
Fysieke kenmerken en technische vereisten | Papier / Geen |
Verwerving | Geschonken door Nicole Verschoore tussen 1995 en 2014. |
Selectie | Geen selecties uitgevoerd. |
Beelddocumenten | Diploma (8) Foto (826) Medaille (3) Postkaart (28) Schilderij (1) |
Persistente url | https://hdl.handle.net/21.12117/1252101 |