Archiefvormer | Herman Vanderpoorten (Lier, 25.8.1922 - Lier, 3.9.1984) Lees meerSoort entiteit | Persoon | Geautoriseerde naam | Herman Vanderpoorten | Bestaansperiode | Lier, 25.8.1922 - Lier, 3.9.1984 | Geschiedenis | Advocaat; burgemeester van Lier, provincieraadslid van Antwerpen, parlementslid, minister, Europees parlementslid, minister van Staat; voorzitter van het LVV (1957-1966 en 1969-1972), voorzitter van de afdeling Lier van het Willemsfonds (1966-1970).
Herman Frans Geeraard Vanderpoorten werd geboren te Lier op 25 augustus 1922 als zoon van de politicus Arthur Vanderpoorten, waardoor hij reeds als jongeling vertrouwd raakte met een progressief, sociaal-liberaal en Vlaams gedachtegoed. Bij het uitbreken van de oorlog in 1940 vluchtte het gezin naar Frankrijk maar enkel zijn vader, die intussen minister van Binnenlandse Zaken was geworden, bleef er bij de Belgische regering in ballingschap terwijl zijn vrouw en kinderen naar België terugkeerden. Hierdoor kon Herman Vanderpoorten zijn in 1939 aangevatte studies in de rechten aan de Gentse universiteit gewoon verder zetten. Aan de universiteit, waar hij zich aansloot bij het vrijzinnige Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan, maakte hij kennis met enkele toekomstige Vlaamse liberale kopstukken onder wie Frans Grootjans, Albert Maertens, Albert Claes en Karel Poma. Na de oorlog stapte hij in de politieke voetsporen van zijn vader, die in 1945 in het Duitse concentratiekamp van Bergen-Belsen was omgekomen. Van 1949 tot 1958 was hij Antwerps provincieraadslid, in 1961 werd hij verkozen tot volksvertegenwoordiger en in 1965 stapte hij over naar de Senaat waar hij tot zijn overlijden zetelde. Vanderpoorten bekleedde met gezag ook verschillende ministerposten. Hij was minister van Binnenlandse Zaken in de regering Vanden Boeynants-De Clercq (1966-1968), minister van Justitie in de regering Leburton (1973-1974), in de regering Tindemans-II (1974-1977) en in de regering Martens-III (1980) en daarenboven vice-eerste minister en minister voor Institutionele Hervormingen in deze laatste regering. In 1979 nam hij deel aan de eerste rechtstreekse Europese verkiezingen en zetelde in Straatsburg tot 1980. In 1983 werd hij door de koning benoemd tot minister van Staat.
Het Liberaal Vlaams Verbond (LVV), dat door zijn vader door het interbellum werd geloodst, werd ook zijn uitvalbasis binnen de Liberale Partij. In 1949 werd hij verkozen tot ondervoorzitter van het LVV en van 1957 tot 1972 (met een onderbreking van 1967 tot 1968) was hij als LVV-voorzitter nauw betrokken bij de hervormingen van de partij. Hij steunde de vernieuwingsoperatie van Omer Vanaudenhove die de oude Liberale Partij omvormde tot de op levensbeschouwelijk vlak pluralistische PVV/PLP en hij werd lid van het partijbureau. Als boegbeeld van het LVV werd hij in de eerste plaats geconfronteerd met de communautaire tegenstellingen binnen de partij. De machtige Brusselse federatie speelde hierin ontegensprekelijk de rol van dwarsligger. Na het geforceerde Taalvergelijk van Luik van 1966 - een compromistekst waarin zowel de taalverhoudingen binnen de PVV/PLP als de partijvisie op de Belgische taalpolitiek werden beschreven - bleef deze federatie consequent obstructie plegen zodra een communautaire materie aan bod kwam. Zo kwam Vanderpoorten binnen de regering Vanden Boeynants-De Clercq onder meer bij de uitvoering van de taalwetten uit 1962 en 1963 (een materie waarvoor hij samen met Frans Grootjans bevoegd was) en bij de discussies over de taalgrens steevast onder vuur te liggen van zijn Franstalige partijgenoten uit Brussel. Bij de parlementsverkiezingen van 31 maart 1968 realiseerde de PVV/PLP niet de verhoopte zetelwinst. Vanaudenhove verstrengde hierop de unitaristische koers van de partij en de twee kandidaten van het LVV voor coöptatie in de Senaat, Karel Poma en Louis Waltniel, werden door het partijbestuur van de kandidatenlijst geschrapt. Na zwaar Vlaams protest kreeg Karel Poma onder druk van Herman Vanderpoorten, Frans Grootjans, Willy De Clercq en Albert Maertens dan toch een zetel in de Senaat. Door deze niet aflatende interne oppositie evolueerde de nochtans gematigde Vanderpoorten tot een vastberaden voorstander van de taalkundige splitsing van de partij. Samen met Grootjans en De Clercq werd hij dan ook een drijvende kracht achter de tweede grote partijhervorming: de oprichting van de Vlaamse PVV in 1972. De Clercq werd verkozen tot eerste voorzitter van de nieuwe PVV, Grootjans en Vanderpoorten deelden de functie van ondervoorzitter.
Als minister van Binnenlandse Zaken had hij vooral te kampen had met de communautaire tegenstellingen, tijdens zijn eerste termijn als justitieminister kon hij zich in hoofdzaak wijden aan ethische en sociaal-juridische problemen, wat voor Vanderpoorten minstens even belangrijk was. In 1973 legde hij een eerste voorontwerp van wet neer dat de gedeeltelijke depenalisering van abortus beoogde. De ministerraad weigerde echter het wetsontwerp goed te keuren en het werd wachten op zijn toenmalige adjunct-kabinetschef Lucienne Herman-Michielsens die de wet in 1990 uiteindelijk door de Senaat zou loodsen. Hij bereikte intussen wel dat de regering zijn fiat gaf aan de vrije verkoop van anticonceptiemiddelen. Op het levensbeschouwelijke vlak realiseerde hij in 1974 de erkenning van de islam maar op het vlak van de erkenning van de vrijzinnigheid raakte enkel de deconfessionalisering van de officiële eedformule door het parlement. Ook de volledige juridische gelijkheid van man en vrouw kwam onder zijn beleid een belangrijke stap dichterbij. Wetten uit 1974 en 1976 voerden de gelijkberechtiging in bij overspel, breidden de gronden voor echtscheiding uit en hieven de discriminatie in het huwelijksvermogensrecht op. Op zuiver justitieel vlak operationaliseerde hij de wet op de voorlopige hechtenis uit 1973, versoepelde hij via een omzendbrief uit 1976 het stelsel van penitentiair verlof en richtte hij een commissie op die een algemene hervorming van het Belgisch strafrecht moest voorbereiden.
In mei 1980 werd Vanderpoorten opnieuw minister, ditmaal in de regering Martens-III die zich concentreerde op de volgende stap in de staatshervorming en die deze in augustus door het parlement kon laten goedkeuren. Vanderpoorten werd een van de hoofdarchitecten van deze gewestvorming en van het institutioneel kader dat de bevoegdheidsverdeling tussen het federaal en het gewestelijk niveau regelde. In oktober van datzelfde jaar viel de regering en Vanderpoorten sloot zijn ministeriële loopbaan met spijt in het hart af. In november 1981 lag hij als informateur nog mee aan de basis van de regering Martens-V met Willy De Clercq als vertegenwoordiger van de Vlaamse liberalen. Vanderpoorten zelf had duidelijk gemaakt geen nieuwe ministerpost te ambiëren en concentreerde zich op zijn taak als fractieleider in de Senaat, waar hij de staatshervorming, die hij steeds als levensnoodzakelijk voor Vlaanderen had beschouwd, bleef volgen en bijsturen waar mogelijk.
Een laatste droom kon hij nog verwezenlijken. In 1982 werd hij immers burgemeester van zijn geboortestad Lier, waar hij al sinds 1959 in de gemeenteraad zetelde. Het lokale beleid vormde er een aangenaam tegengewicht voor de nationale politiek en hij was er zijn gehele leven actief geweest in het lokale verenigingsleven, gaande van de PVV-afdeling Lier en het plaatselijke Willemsfonds tot de Koninklijke Lierse Sportkring, later SK Lierse. Herman Vanderpoorten overleed te Lier op 3 september 1984. Met een indrukwekkende staatsbegrafenis werd afscheid genomen van een uniek en alom gerespecteerd staatsman. Het LVV houdt sindsdien de herinnering aan de figuur van Vanderpoorten en aan de waarden die hij voorstond levend door de driejaarlijkse uitreiking van de Prijs Herman Vanderpoorten. |
|