Geschiedenis | De geschiedenis van de Fanfare De Jonge Denderlingen toont een grote verwevenheid tussen het (culturele) verenigingsleven en het politieke en religieuze leven. Op 14 september 1868 keurde de - hoofdzakelijk katholieke - gemeenteraad van Denderbelle de oprichting van een gemeentelijke fanfare goed. Tijdens de eerste vergadering van het nieuwe muziekgezelschap, op 5 november 1868, kreeg de fanfare haar naam en werd het bestuur samengesteld. Op 17 november werd het reglement goedgekeurd. Na het eerste, vrij rimpelloze decennium, barstte de Schoolstrijd (1879-1884) los, die zelfs gevolgen had voor het muziekleven in Denderbelle. Ook binnen de fanfare ontstond er grote onenigheid, waarna de katholieke muzikanten zich afsplitsten en de zangmaatschappij Sint-Jozef oprichtten. Later groeide van daar uit de fanfare Sint-Jozef. De werking van De Jonge Denderlingen werd de volgende decennia overheerst door tal van wrijvingen, ook binnen de fanfare zelf. Die waren niet alleen een gevolg van de tegenstelling liberaal-katholiek maar ook van persoonlijke vetes, en hadden dus ook hun weerslag op de kiesresultaten. Het ene gemeentebestuur was de fanfare gunstig gezind, het volgende dan weer niet, wat zich ook vertaalde in schommelingen in de jaarlijkse subsidies. In deze periode evolueerde de fanfare steeds meer naar een liberale vereniging, maar de werking zelf stond op een laag pitje. De repetities gingen wel door, maar het bestuur organiseerde slechts weinig activiteiten. Bij het begin van de 20ste eeuw kenden De Jonge Denderlingen, ondanks de voortdurende wrijvingen, een toename van de activiteiten: huldigingen, verbroederingsfeesten, serenades, festivals/muziekfeesten, concerten, en jaarlijkse feesten zoals Sint-Cecilia. Hun repertoire breidde uit, alsook de kwaliteit van de opvoeringen. Onder impuls van erevoorzitter Robert Ramlot werd in 1911 een groots festival ingericht, waarvoor zich achttien korpsen inschreven. Hij schonk de fanfare een nieuwe vlag, die tijdens dit festival in het nieuw gebouwde, eigen lokaal De Ster werd ingehuldigd. Na de volledige inactiviteit tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de werking geleidelijk heropgestart, ondanks de belabberde financiële toestand. Ook de voortdurende politieke strijd bleef zijn weerslag hebben op de werking. Na een spontaan gezamenlijk optreden van muzikanten van De Jonge Denderlingen en van Sint-Jozef in augustus 1920, werden gesprekken aangeknoopt voor een fusie tussen beide fanfares, maar uiteindelijk sprongen die onderhandelingen in het najaar definitief af. In 1922-23 ontstond er ook een tweespalt met de socialistische muzikanten bij De Jonge Denderlingen, die zich in november 1923 afsplitsten en een eigen fanfare oprichtten. In Denderbelle waren er toen dus drie fanfares actief. Desondanks behielden De Jonge Denderlingen hun veerkracht en bleven ze actief. Zo vierden ze in mei 1923 hun promotie tot Koninklijke Fanfare (toegekend op 27 oktober 1922). Op initiatief van enkele fanfareleden werden begin jaren 30 andere liberale verenigingen opgericht, zoals een afdeling van de Liberale Mutualiteit, een afdeling van het Liberaal Syndicaat en een openbare bibliotheek i.s.m. het Willemsfonds. De fanfare was niet louter een muziekmaatschappij, maar ook de kern van het Belse liberale politieke en culturele leven: daar werden de lijnen uitgezet. Zo stelde het bestuur van de muziekmaatschappij bv. de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen samen. Toen in de jaren 1960 een lokale PVV-afdeling in Denderbelle werd opgericht (na de oprichting van de PVV door Omer Vanaudenhove in 1961), nam deze afdeling geleidelijk het politieke beleid van de fanfare over. De jaren 30 staan geboekstaafd als een bloeiperiode voor De Jonge Denderlingen, die tal van geapprecieerde concerten speelden. Dit had alles te maken met de aanstelling van Gaston Uyttersprot als nieuwe dirigent in 1929. Hij was de zoon van hoofdonderwijzer Constant Uyttersprot, jarenlang secretaris van De Jonge Denderlingen. De Uyttersprots speelden een belangrijke rol in de geschiedenis van de fanfare alsook in het lokale liberale leven. Na zijn overlijden in 1936 werd Gaston Uyttersprot opgevolgd door zijn broer Herman, die het muzikale leven met hetzelfde elan voortzette. Door de toenemende oorlogsdreiging werden in 1938 en 1939 meer en meer activiteiten uitgesteld of geannuleerd en tijdens de Tweede Wereldoorlog werden nagenoeg alle activiteiten stopgezet. Na de oorlog bloeide het verenigingsleven, en dus ook het muziekleven weer op. Maurits Van den Abeel volgde Herman Uyttersprot, die om professionele redenen moest stoppen, op als dirigent, en alle activiteiten, zoals verbroederingen, serenades, (in)huldigingen, concerten, uitstappen en feesten werden opnieuw georganiseerd. Er werden nieuwe jongeren aangetrokken en opgeleid, en de fanfare beleefde in de jaren 1950-1960 hoogdagen. Maar door de sterke maatschappelijke veranderingen in deze periode - andere manieren om de vrije tijd in te vullen, mogelijkheden om zich gemakkelijk verder te verplaatsen - was het verenigingsleven niet langer de kern van het bestaan binnen de leefgemeenschap. Ook de muziekmaatschappijen kregen een flinke knauw en kampten bv. met een lagere opkomst van de muzikanten bij repetities en opvoeringen. Bij De Jonge Denderlingen werd gesproken over mogelijke fusies met naburige fanfares die met dezelfde moeilijkheden kampten, maar die gingen niet door. Ook later kwamen regelmatig mogelijke fusies ter sprake. De fanfare kreeg begin jaren 1970 wel een nieuw elan met de verkiezing van Willy Van den Broeck als voorzitter, en de aanstelling van de nieuwe dirigent, Georges De Kerpel, die ook dirigent was van de Koninklijke Blauwe Fanfare (Sint-Gillis-Dendermonde). Hoogtepunten in de werking van de volgende decennia waren vooreerst de jubileumvieringen in 1968 (eeuwfeest), 1978 (110-jarig bestaan), 1993 (125-jarig bestaan) en 2008 (140-jarig bestaan). Daarnaast waren er onder meer de aperitiefconcerten, de herfstconcerten en de samenwerkingen met andere Belse muziekverenigingen voor de kerstconcerten, Graalek (in het kader van de viering van 1000 jaar Lebbeke) en Baliolis (een muzikale presentatie over de geschiedenis, cultuur en natuur van Denderbelle). In 2000 werd gestopt met een bijzonder lange traditie: De Jonge Denderlingen vierden voor het laatst het Ceciliafeest. Ondanks deze projecten en diverse initiatieven om nieuwe en vooral jongere muzikanten warm te maken voor het fanfareleven, verminderde het aantal actieve muzikanten in de loop der jaren. Eind 2011 werd besloten om te eindigen in schoonheid en werden alle muzikale activiteiten stopgezet. De instrumenten en de bibliotheek werden gratis ter beschikking gesteld van de Koninklijke Blauwe Fanfare uit Sint-Gillis-Dendermonde, waarmee zij al enkele jaren samenwerkten. Als vereniging bleven De Jonge Denderlingen wel nog even bestaan en het bestuur organiseerde jaarlijks uitstappen naar muziekoptredens (André Rieu, De Nieuwe Snaar, Musical 14-18, Ennio Morricone, Evita, Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen, Musical 40-45, om er maar enkele te noemen), maar in 2019 viel het doek toch volledig over de Koninklijke Fanfare De Jonge Denderlingen.
(Bron: Van den Broeck, Willy, 150 Jaar Koninklijke Fanfare De Jonge Denderlingen, Denderbelle. 1868-2018. Een stukje muzikale - culturele - politieke geschiedenis van Denderbelle, Denderbelle, eigen beheer, 2018, 193 p. + ill.)
|